Dit korte verhaal op de EO-site trof me en wil ik met jullie delen, het is geschreven door Annegina en gebaseerd op de tekst: “Vandaag zult u met Mij in het paradijs zijn. Daar kunt u zeker van zijn.”
Op weg naar het kruis. De dag is dan eindelijk gekomen. Ik ga boeten voor mijn zonde. De dagen in de gevangenis waren geen pretje. De nachten het ergst. Elke misdaad die ik in mijn leven pleegde verscheen aan mijn geestesoog. Welke ik het ergst vind? Dat ik mijn familie bedrogen en bestolen heb. Maar nu gaat mijn zonde aan het kruis. Boeten zal ik.
Op weg naar het kruis komt Paul naast mij lopen. Een bekende uit het criminele circuit. Toch lijkt hij helemaal geen berouw te hebben van zijn wandaden. Moord, verkrachting en uitbuiting. Het heeft geen enkele betekenis voor hem. Achter me hoor ik gekreun en de mensen langs de Via Dolorosa beginnen te gillen. Zij wijzen en schreeuwen naar iemand achter mij. Ik dacht dat alleen Paul en ik aan het kruis gingen? Een snelle blik achterom. Daar loopt nog een man. Geen bekende.
Op het bordje boven het kruis van de onbekende man staat ‘Koning der Joden’ geschreven. Opeens begint het me te dagen. Dit is die Jezus waar iedereen over spreekt. Hij zou mensen uit de dood opwekken, mensen beter maken en demonen uitdrijven. Maar de mensen om het kruis lijken hem alleen te willen bespotten. Het verbaasd me.
“Moet je Hem zien”, “Hij zou toch de tempel afbreken en in drie dagen weer opbouwen?”, “Red eerst Uzelf en kom van dat kruis af!”. Iedereen jouwt door elkaar heen. Ik voel een walging, alleen weet ik niet goed voor wie. Mezelf, de mensen onderaan het kruis of voor deze man die op geen enkele wijze zichzelf verdedigt. Wat is dat nu voor een slappe manier van doodgaan. De priesters en godsdienstleraars doen er nog een schepje bovenop. “Hij zou andere mensen redden, maar kan Zichzelf niet eens redden. Zeg, Christus, Koning van Israël! Laat ons eens wat zien en kom van dat kruis af! Dan zullen we in U geloven!”
Paul lijkt wel te genieten van dit spektakel. Hij vergeet helemaal dat hij ook aan het kruis hangt. Paul begint Jezus ook te treiteren. “Zo, U bent dus de Christus? Bewijs dat dan. Red Uzelf en ons.” Tjonge, ik word zo boos. Sissend zeg ik tegen Paul: “Heb je nu nog geen ontzag voor God, zo vlak voor de dood? Wij krijgen ons verdiende loon, maar deze Man heeft niets verkeerds gedaan.” Tot mijn schrik heb ik deze onbekende man gelijkgesteld aan God. Terwijl Hij naar mij kijkt zie ik de liefde, de goddelijke liefde. Hoe kan dit nu? Met een brok in mijn keel vraag ik hem snel: “Jezus, denk aan mij als U in Uw koninkrijk komt.” Natuurlijk is daar geen plek voor mij, maar Hij komt daar wel!
Jezus kijkt naar me en zegt met een wonderlijke hoeveelheid charisma: “Vandaag zult u met Mij in het paradijs zijn. Daar kunt u zeker van zijn.”